De tuin van Jan en Betty
Op 3 april bezocht de jury deze tuin in de binnenstad van Culemborg. De tuin van ca. 450 m2 ligt beneden straatniveau, tussen stadsgracht en stadsmuur. Er zijn dus ook hoogteverschillen. De achterzijde van de tuin, grenzend aan een parkeerplaats is geheel begroeid met klimop (en ’s zomers: bruidsluier). Toen Jan en Betty hier in 1976 kwamen wonen, was de tuin – eigenlijk een kleine oude boomgaard (het huis dateert uit 1932) - compleet verwaarloosd en overwoekerd met braam. Stukje bij beetje is dat weggekapt en kwamen de bomen weer tevoorschijn. Wat behouden kon worden is gebleven, maar soms moest er een boom weg. Daar kwamen later dan weer andere bomen voor in de plaats, vaak een ‘krijgertje’ die door anderen werd weggedaan, eigenlijk dus adoptiebomen. Aanvankelijk bestond de tuin ook uit stukken gras en veel vlier, maar dat is in de loop der jaren behoorlijk veranderd.
Bij de ‘ontginning’ van de tuin kwam ook allerlei puin tevoorschijn, waarmee Jan achterin een complete heuvel heeft kunnen bouwen, met ook gestapelde muurtjes ter afbakening van de paden. Door de beschutte ligging is het in deze tuin nu in het voorjaar warmer dan elders, waardoor er al veel staat te bloeien. De tuin loopt echt een maand voor. Door de niveauverschillen zijn er ook allerlei verschillende ‘micro-klimaatjes’ in de tuin aanwezig, wat de diversiteit vergroot. De tuin is zeer dicht beplant, met een grote variatie aan bolgewassen en vaste planten, struiken en bomen, met veel aandacht voor inheemse planten. De grond is weinig zichtbaar: of het is begroeid, of er ligt strooisel van takjes en bladeren. Jan en Betty schoffelen of spitten niet. Ze hebben eigen compostbakken.
In de tuin staan een 8-tal appelbomen, 3 perenbomen, een kroos (een soort kersachtige pruim), een pruim, perzik en olijfboompje. Alle vroegbloeiend. En bloeiende heesters: een peperboompje, kardinaalsmuts, potentilla, viburnums, krentenboompje, pieris japonica, bessenstruiken (rode, zwarte en kruisbes), gouden regen, mahoniestruiken, camelia’s, azalea’s, weigelia, vleesbes, lijsterbes, schijnhulst, vuurdoorns, seringen en tulpenbomen. Naast de bomen en struiken veel bolgewassen. De vroegbloeiers: akonieten, sneeuwklok, krokussen (div.soorten), hyacinten en narcissen, blauwe druifjes, sneeuwroem, sterhyacint, zomerklokje, de wilde kievitsbloem e.a. fritillaria, camassia, Spaanse hyacint, anemone blanda, bosanemonen (wit en geel), botanische tulpen, hondstong, skilla’s, schitterende grote pollen van het lenteklokje en daslook.
Andere vroegbloeiers: longkruid, groot- en kleinbladige maagdenpalm, look zonder look, helmkruid (roze), lieve-vrouwen-bedstro, knikkend nagelkruid (en variant), carex, dovenetel (wit, geel, roze), muskuskruid, slanke sleutelbloem, primula’s, helleborus, Canadese vergeet-me-niet, catalanthe bletilla, epimedium, wolfsmelken (gevarieerd), tiarella, bosaardbei, schildblad, judaspenning, waldsteinia, gele klaproos, viola tricolor, hondsdraf, ereprijs, penningkruid, rozemarijn, zenegroen, salomonszegel, aronskelk (gevarieerd), akelei, pinksterbloem, pachysandra, guichelheil, bergenia, smeerwortel, en rotsplantjes: gipskruid, saxifraga en arabis.
Bij de keuze over welke bomen/planten we in de tuin zetten, houden Jan en Betty graag rekening met de belangen van dieren, vliegend, lopend of kruipend. Bij planten die zich vanzelf vestigen is hun ‘beleid’: rustig laten staan, totdat blijkt dat ze gaan overheersen en te veel andere planten verdringen. Vrijwel het hele jaar door zijn er bloeiende planten.
Hoewel de tuin naast de gracht ligt, is er ook altijd een drinkwaterbak voor de vogels, waarvan ook veel insecten gebruik maken. Bij heel droog weer zetten Jan en Betty ook voor de egels een bak water neer. Op een paar plekken in de tuin stapelen ze takken. Padden en kikkers vinden meer dan genoeg schuilplekken, o.a. ook in of bij lage muurtjes van gestapelde stenen. Er is een klein insectenhotel en er hangen een paar nestkastje. Maar een aantal vogels, zoals winterkoning, heggemus, merels e.d. nestelen ‘ergens’ in de struiken. Hommels e.a. insecten creëren een eigen nestplek in de tuin, zo ook allerlei kruipende diertjes zoals mieren, pissebedden, oorwurmen, duizendpoten, etc.
De tuin is niet overzichtelijk; een grasveld ontbreekt; de paadjes met schors zijn smal, je moet er echt ingaan om te zien wat er allemaal groeit en (vroeg of laat) bloeit. Bij hun inzending schreven Jan en Betty: “Wij vermoeden dat onze tuin een van de meest gevarieerde tuinen van Culemborg is en dus de moeite waard om ‘ns te bekijken”. De jury kan dit na haar bezoek alleen maar beamen!